Overslaan en naar de inhoud gaan

De Commissie voor de m.e.r. bij windprojecten

door Inhoudsbeheer12

Sinds 1 juli 2017 geldt een m.e.r.-plicht voor windturbineparken met meer dan 20 windturbines (Categorie C22.2 Besluit m.e.r.). Bij kleinere parken of 1 windturbine ontstaan soortgelijke milieu-effecten, maar dan wordt het ineens vrijwillig om deze openbaar uit te zoeken. Maar er is meer aan de hand...

De verplichting om gebruik te maken van adviezen en controle door de Commissie m.e.r wordt dus uitgehold. Het is een gotspe dat de omwonende van 1 windturbine volgens de staatssecretaris EZK gewoon zich neer zou moeten leggen bij (nog steeds) de normen van het nu buiten werking gestelde Activiteitenbesluit wijziging 2011. Dit terwijl dat Activiteitenbesluit spreekt van voorschriften voor het “In werking hebben van een [1] windturbine” en gelden zo dus niet alleen niet meer voor een windpark, maar ook niet meer voor elke afzonderlijke windturbine. Maar voor 19 windturbines mag de initiatiefnemer en/of de overheid kiezen voor in totaal geen m.e.r., of hoogstens voor het aanvragen van toetsing m.e.r.-plicht bij de Cmer. Hoe neerbuigend de staatssecretaris EZK over de m.e.r. denkt staat in haar antwoorden op kamervragen van Volt, hier in te zien.

Even voor de duidelijkheid van termen: een milieu-effectrapportage heet als proces een "m.e.r." en als een eindrapport een "MER". De Commissie voor de m.e.r. heet afgekort ook wel Cmer.

De Commissie voor de m.e.r. doet ondertussen haar best met diverse voorlichting:
  Windturbines-en-milieueffectrapportage
  Veelgesteldevragen/windenergie-en-milieueffectrapportage
  Factsheet Windparken op land en milieueffectrapportage
  Regionale EnergieStrategien
  Naar een regionale energiestrategie (RES)
  Gezondheid in milieueffectrapportage voor omgevingsvisies en omgevingsplannen

maar veel meer dan afwachten of overheden bereid zijn (vrijwillig) een m.e.r. te starten kan ook de Cmer niet.

Intussen ziet het NLVOW echter een aantal ontwikkelingen die ons zorgen baren:

  • Uitspraken van onze staatssecretaris EZK dat gemeenten hun eigen “normeringen” voor hindereffecten kunnen toepassen bij structuurvisies en vergunningen. Een aantal gemeenten voert inderdaad bijvoorbeeld afwegingskaders door, onder een variëteit aan argumenten voor sinds 2011 dezelfde of aangepaste normeringen. En wel veelal zonder een m.e.r. voor deze normstelling.
  • Daarbij ligt soms een MER voor met al of niet een advies van de Commissie MER, soms daterend van voorafgaand aan de uitspraak Raad van State. Daarin is hinder vaak geformuleerd in “het aantal ernstig gehinderden” en wordt geen effect van die hinder op bijvoorbeeld gezondheidsschade onderzocht.
  • De haalbaarheidsstudies, afwegingskaders en soms MER rapporten van de gangbare adviesbureaus variëren onderling sterk op het aspect hinder en leefomgeving, maar hebben gemeen dat zij steeds sterker een kortere afstand tot woningen toepassen, onder de mededeling dat later in een Project‐m.e.r wel mitigaties aan de orde kunnen komen zoals stormregelingen e.d.
  • Lang niet alle RESsen gaan gepaard met een MER, terwijl er duidelijke beleidskeuzen gemaakt worden met belangrijke milieu‐effecten over lokaties en typen duurzame energie. Er bestaat nog geen nationaal inzicht en toezicht op de m.e.r.‐plicht bij diverse Plannen, zoals bijvoorbeeld ook het INEK 2021‐2030, zodat hier opnieuw een langdradige procedure bij het Europese Hof nodig zou zijn.
  • Ten aanzien van gezondheidseffecten van windenergie wordt in MER of soortgelijk vrijwel nooit een voorzorgbeginsel gehanteerd, maar wordt selectief omgekeerd bewijs aangevoerd, dat wetenschappelijk van schade niet zou zijn gebleken

Onze vereniging hoopt in bestaande en komende goede samenwerking met de (rijks-)overheid te kunnen bevorderen dat een eerlijke effectbeschrijving conform EU-Richtlijnen leidt tot passende doelrealisatie, namelijk minimalisatie van milieu-effecten van windturbines voor onze leden en de Nederlandse burgers, en daarop toegespitste normeringen en/of maatwerkregels. Daarom bracht het NLVOW in december 2021 onder de aandacht van de Commissie voor de m.e.r. onze vragen rond milieueffecten van windenergie:

  1. Dient niet reeds in een m.e.r. invulling te worden gegeven aan diverse Europese regelgeving (Richtlijn 2002/49/EG, EU Richtlijn 2011/92 E, Publicatieblad EU 2000/C 364/01) die bescherming tegen geluidshinder als verplicht doel stellen, dus een zoektocht naar minimaliseren of vermijden van elke bijkomende geluidshinder ? Zoals ook het Verdrag van Aarhus is geschreven om bij te dragen aan de bescherming van het recht in een milieu te leven dat passend is voor persoonlijke gezondheid en welzijn, parallel aan de Rechten van de Mens. Dus niet alleen effectonderzoek en -beschrijving in een m.e.r., maar een aantoonbare missie om geluidshinder te voorkomen.
  2. Dient in hetzelfde licht een m.e.r. niet (EU) Richtwaarden te hanteren, in plaats van Grenswaarden ?
  3. Kan het omgekeerde wel acceptabel zijn, dat m.e.r.-rapportages zelf een (lokale) “norm” stellen en zelf vreemde geluidsbelastingsindicatoren hanteren als “effecten”, zoals het begrip “ernstig gehinderden”, in plaats van (zelfstandig) wetenschappelijk aantonen dat op gezondheidsschade geen kans bestaat ?
  4. Zou, omdat windenergie minder plaatsgebonden is dan wellicht andere ruimtelijke ingrepen, niet de eis gesteld moet worden dat in elke Plan- of Project-m.e.r. een nulalternatief en een alternatief van andere plaatsingslocatie, waaronder op de Noordzee, moet worden vergeleken ?
  5. Kan al aangesloten worden op de internationale praktijk en de Omgevingswet, door de milieueffectrapportage uit te breiden naar een Omgevings-effect-rapportage OER ?

Ook is gesproken over de wens van ruime alternatieven, zoals het een m.e.r. volgens NLVOW betaamt. Dat betekent volgens ons een nulalternatief voor een beoogde locatie, waarbij doelen op andere locaties dan het bevoegd gezag voor ogen heeft mogelijk zijn, zoals ook op de Noordzee. Zoals zo vaak zou dit voor een lokaal project echter niet meer gelden vanwege jurisprudentie, en dat zou volgens ons opnieuw een langlopende gang naar de EU vergen. Maar dat dit volgens het bevoegd gezag niet zou voldoen aan doelstellingen van bijvoorbeeld de gemeenteraad doet volgens ons in onderzoek van milieu-effecten in elk geval niet ter zake. We leerden dat het nu vaak gehanteerde "referentie-alternatief" iets anders is, namelijk een beschrijving van de bestaande toestand van het milieu, en de ontwikkeling daarvan als de voorgenomen activiteit niet zou worden ondernomen.

Het NLVOW hoopt met het gevoerde gesprek de kwaliteit van een MER rond windenergie te verbeteren, ook al heeft de Cmer weinig (politieke) bevoegdheden. Wel gaven zij o.a. aan dat zij graag de Zienswijzen van burgers inzagen, zoals op een NRD (Notitie Reikwijdte en  Detailniveau, de voormalige "Startnotitie"), maar die niet altijd verkrijgen van het bevoegd gezag. Waarschijnlijk moet je het best naast het indienen van een zienswijze op een NRD (Startnotie / Nota Reikwijdte en Detailniveau) deze alvast ook rechtsreeks sturen naar het Cmer. Dat geldt ook indien zinvolle alternatieven om milieu-effecten te minderen ontbreken in het NRD.

 

Categorie